De bevoegdheden van de cao Gezondheidscentra
De cao Gezondheidscentra regelt een deel van de medezeggenschapsstructuur. MZ Services en De Voort Advocaten | Mediators leggen uit wat dit inhoudt.
Decentraal maatwerk binnen de cao Gezondheidscentra
Door: Didi Verhagen (adviseur-trainer MZ Services) en Stefan Jansen (advocaat medezeggenschapsrecht De Voort Advocaten | Mediators)
Per 9 januari 2017 werd in de sector gezondheidscentra – met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015 – een nieuwe cao van kracht: de cao Gezondheidscentra. Zoals in veel collectieve arbeidsovereenkomsten biedt ook deze ruimte voor decentraal maatwerk. Onderwerpen zoals loopbaanbeleid, werkgelegenheidsbeleid, vergoeding van kosten en verlof en vakantie worden geregeld in overleg tussen ondernemingsraad en bestuur. Een ondernemingsraad van een stichting waar elf gezondheidscentra onder vallen vond dit reden om MZ Services in te schakelen.
Een vreemde constructie die extra expertise vereist
We organiseerden een trainingsdag voor hr en ondernemingsraad. Zij maakten vanuit hun eigen rol en positie een plan van aanpak inclusief prioritering ten behoeve van de uitwerking van eerder genoemde onderwerpen. Er was echter één onderwerp in het bijzonder waarvoor we De Voort Advocaten en Mediators nodig hadden; een deel van de medezeggenschapsstructuur zoals deze in de cao wordt geregeld. Iedereen vond dit unaniem een vreemde constructie. Lees in dit blog de constateringen, juridische duiding en enkele mogelijke (pragmatische) oplossingen.
De constatering
De cao Gezondheidscentra bestaat uit een algemeen deel voor alle werknemers in dienst van gezondheidscentra (uitgezonderd de huisartsen) en het deel Huisartsen/AHG, voor alle huisartsen in dienst van gezondheidscentra. In dat tweede deel staat een bijzondere passage. Volgens artikel 3.1 sub c heeft het lokale overleg huisartsen (LOH) instemmingsrecht op een aantal zaken zoals het zorginhoudelijk beleid en het kwaliteitsbeleid, samenwerking met ketenpartners, prestatieafspraken met zorgverzekeraars, criteria voor praktijkomvang en criteria voor waarneemvergoeding.
Het LOH
Het LOH is volgens artikel 3.1 sub c een ‘representatieve vertegenwoordiging van de groep huisartsen met patiënten op naam ingeschreven’.
Artikel 1 sub d
Voorts vermeldt artikel 1 sub d dat de wijze waarop overleg tussen het LOH en de bestuurder plaatsvindt ‘met instemming van de OR of PVT wordt bepaald’. Bovendien stipt het artikel aan – en dat is cruciaal – dat ‘besluiten die met instemming van LOH zijn genomen niet door de OR kunnen worden overruled’. Tot slot staat in artikel 9.1.2 sub a van het huisartsendeel van de cao dat de LOH krachtens de cao als onderdeelcommissie van de OR wordt beschouwd.
Welke bevoegdheden heeft een cao?
Vanuit juridisch oogpunt vroegen wij ons af of deze passages houdbaar zijn. Kan een cao een orgaan instellen (de LOH) dat boven de OR wordt geplaatst? Kan een cao bepalen dat een bepaalde onderdeelcommissie ingesteld moet worden? Daarnaast is er sprake van een pragmatische vraag; hoe gaan de ondernemingsraad en bestuur hier mee om? Voor de beantwoording van deze laatste vraag is overigens ook de intentie van de cao-partijen van belang.
De juridische duiding
Bij de hiervoor genoemde vragen komen het medezeggenschapsrecht uit de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) en het cao-recht bij elkaar. Bij vakbonden, bestuurders en OR-leden is op dit snijvlak vooral artikel 27 lid 3 WOR bekend. Dit artikel verwoordt het uitgangspunt dat instemming van een OR niet is vereist, voor zover de betrokken aangelegenheid voor de onderneming reeds inhoudelijk is geregeld in een collectieve arbeidsovereenkomst.
De toepassing van artikel 27 lid 3 van de WOR
Om dit artikel van toepassing te laten zijn, dient het om de inhoud te gaan (dus niet een proces) en dient deze inhoud uitputtend in de cao te zijn geregeld. Er moet op dat onderwerp dus geen keuzevrijheid meer zijn voor de ondernemer. Indien het onderwerp niet of niet uitputtend in de cao is geregeld, en er dus nog keuzevrijheid is voor de ondernemer, geldt de WOR en daarmee het instemmingsrecht van de OR onverkort.
Artikel 1.2.1. sub c van de cao Gezondheidscentra
De cao Gezondheidscentra is een standaard cao. In artikel 1.2.1. sub c staat: “In deze cao zijn artikelen opgenomen waarin is aangegeven dat verdere uitwerking of aanpassing met instemming van de OR of PVT mogelijk is of waarin is aangegeven dat de werkgever en de werknemer kunnen afwijken ten gunste van de werknemer. Van alle overige bepalingen in de cao mag niet worden afgeweken.”
Artikel 27 lid 3 is niet van toepassing
Artikel 27 lid 3 WOR is niet van toepassing op de hiervoor genoemde passages die gaan over het instemmingsrecht van het LOH en het verplicht positioneren daarvan als onderdeelcommissie in de medezeggenschapsstructuur. Het betreft hier geen inhoudelijk uitputtend onderwerp dat wordt geregeld. Enkel en alleen het ‘overrulen’ of ‘wegcontracteren’ van de bevoegdheden van de OR ten voordele van de LOH en het bij voorbaat deels inregelen van de structuur van de OR. De OR wordt immers verplicht het LOH te zien als een onderdeelcommissie.
De WOR of de cao volgen
Nu artikel 27 lid 3 WOR niet van toepassing is, dienen we de passages te bekijken in de normale krachtverhouding van de cao tegenover de WOR. Wat gaat voor? In dat geval is de WOR bepalend en leidend en niet de cao. In de WOR staat duidelijk dat de OR zelf bepaalt welke commissies hij instelt (artikel 15 en 16 WOR). Dus niet de cao-partijen of de bestuurder. De OR bepaalt zijn eigen structuur.
Bescherming van de WOR
Algemeen standpunt van de WOR is dat de OR geen afstand kan doen van eigen bevoegdheden. Anders zou een bestuurder een OR onder druk kunnen zetten om afstand te doen van rechten, of zou het voor cao-partijen mogelijk zijn om de gehele OR opzij te zetten, al dan niet door hiervoor in de plaats een ander orgaan op te richten. Dergelijke mogelijkheden zouden de hele medezeggenschap zoals de wetgever die heeft bedoeld kunnen uithollen en zijn dan ook niet mogelijk.
Bevoegdheden van cao-partijen
Cao-partijen zijn vrij om een LOH in te stellen. Daarnaast mogen zij opnemen dat de OR bepaalt of, en zo ja, welke bevoegdheden dit overleg toekomt en hoe dit overleg met de bestuurder gevoerd moet worden. Het staat eveneens vrij om dit orgaan – naast de OR – bij cao bepaalde bevoegdheden toe te kennen, zoals een instemmingsrecht op bepaalde onderwerpen.
Beperkingen van de cao
Het is echter juridisch onjuist en onmogelijk om bij cao rechten van de OR over te dragen aan een ander orgaan en te bepalen dat de OR de besluiten van dit orgaan niet meer kan beïnvloeden. Het is evenmin mogelijk om bij cao te bepalen dat de OR bepaalde commissies in moet stellen. De OR kan zich ten opzichte van de bestuurder dus gewoon beroepen op de rechten uit de WOR, waarbij de bestuurder niet kan verwijzen naar hetgeen in de cao op dit punt staat opgeschreven.
Gissen naar de intentie
Er is ook een andere, pragmatische benadering waarbij we de bedoeling van de cao-artikelen interpreteren en op basis daarvan kijken welke vorm hieraan beantwoordt. Hoewel wij bij de betrokken cao-partijen informeerden naar zowel de achtergrond van dit specifieke artikel als naar de toepassingen die zij in de praktijk zien ontstaan, krijgen we hierop maar beperkt antwoord. Het is daarmee gissen naar de intentie. Mogelijk zijn de genoemde artikelen bedoeld om de groep huisartsen actiever in het beleid van het gezondheidscentrum te betrekken en het ondernemerschap te stimuleren.
Praktische oplossingen
Een vakbondsbestuurder (niet betrokken bij deze cao) vertelde ons dat dergelijke constructies vaker voorkomen bij organisaties waarin ook personen werkzaam zijn in een ‘zelfstandig beroep’. Denk aan medisch specialisten in een ziekenhuis of accountants in een accountantskantoor. Omdat deze ‘in de onderneming werkzame personen’ ook (deels) zelfstandig zijn, dienen zij ook een zekere ‘ondernemersvrijheid’ te hebben. Dit verklaart dat men afspraken opneemt die niet kunnen worden overruled door de OR.
Beter voorkomen dan genezen
De ondernemingsraad waarvoor MZ Services een training verzorgde, gaf aan graag in een vroegtijdig stadium met bestuurder, huisartsen en HR in overleg te willen over de oprichting van het LOH en de procedures die daaromtrent gaan gelden. Op die manier zorgt de OR ervoor dat het LOH ingestoken wordt vanuit de bedoeling van de cao-partijen en niet conform de (juridisch onjuiste) redeneerlijn van de cao Gezondheidscentra.
De OR houdt zicht op alle belangen
Bovendien zorgt de OR ervoor dat hij, conform de voorschriften in de WOR, zelf aan zet blijft ten aanzien van de medezeggenschapsstructuur. Hierdoor ‘omzeilt’ de OR als het ware de juridische discussie en koerst hij vooral af op een model waarin de belangen van zowel de organisatie, de medewerkers in het algemeen en huisartsen in het bijzonder gediend worden.
Oplossingen
De OR onderzoekt in dat kader twee sporen: dat van het inrichten van een aparte kiesgroep voor de huisartsen enerzijds en het instellen van een vaste- of onderdeelcommissie voor de huisartsen anderzijds. Voordeel van de vaste commissie is dat zij besluiten integraal beoordeelt en dus kijkt naar de belangen van de gehele stichting en niet enkel vanuit het huisartsenperspectief.
Het voordeel van een onderdeelcommissie
Het beoogd belang van het LOH, de betrokkenheid van huisartsen bij het beleid van de organisatie en het stimuleren van ondernemerschap, wordt mogelijk beter gediend door het instellen van een onderdeelcommissie, omdat de samenstelling door verkiezingen bepaald wordt en daarom mogelijk gevarieerder is. Alles overwegende vormen de twee artikelen uit de cao een mooie uitdaging, zowel juridisch als pragmatisch, voor trainers en OR-leden om samen met de bestuurder tot een goede oplossing te komen. Wij hebben in dit artikel geprobeerd een mooie eerste aanzet hiervoor te leveren.