De WOR bestaat uit 70 artikelen, dat zijn er 68 te veel

Door: Patrick Hüngens 

Zolang als ik meeloop in de wereld van medezeggenschap, loopt er al een discussie over hoe we medezeggenschap kunnen verfrissen en moderniseren. Om de vorm waarin we inspraak en participatie van werknemers gieten wat meer van deze tijd te maken. Zowel de OR als bestuurders lopen namelijk vaak tegen onnodige formaliteiten aan. De WOR legt beide partijen allerlei verplichtingen op en houdt hen gevoelsmatig “gegijzeld”. Toch blijven we ons aan die wet vasthouden. Laten we daarom wat artikelen loslaten. Mijn stelling: de WOR bestaat uit 70 artikelen, dat zijn er 68 te veel. Waarom? Ik leg het je uit. 

Genoeg aan twee artikelen

Wat er in de titel van dit artikel staat lijkt nogal een statement om te maken. Maar wat mij betreft is in een ideale wereld de medezeggenschap gebaat bij het schrappen van 68 artikelen. De twee belangrijkste blijven dan over: de eerste twee.

In artikel 1 staan de definities. Het is altijd goed om de betekenis van bepaalde veelgebruikte termen eenduidig te definiëren. Dat voorkomt spraakverwarringen.

Artikel 2 beschrijft dat de ondernemer die een onderneming van tenminste 50 werknemers heeft, verplicht is om een OR in te stellen ten behoeve van het overleg met en de vertegenwoordiging van het personeel. Dit in het belang van “het goed functioneren van de onderneming in al haar doelstellingen”.

Volgens mij zou dit moeten volstaan. De opdracht aan ondernemer en OR staat namelijk glashelder in de tekst van dit artikel: in de eerste plaats ligt er een dwingende verplichting bij de ondernemer om een OR oprichten om met een vertegenwoordiging van de medewerkers te kunnen overleggen. In de tweede plaats moet dit gesprek gaan over het leveren van een bijdrage aan het goed functioneren van een onderneming in alle doelstellingen. Hoe je aan die twee voorwaarden invulling geeft als OR en ondernemer, zouden beiden zelf moeten kunnen invullen. Op die manier zou je een maatwerk-vorm van medezeggenschap kunnen organiseren in elke onderneming. Nogmaals: in een ideale wereld zou dit helemaal niet in de wet hoeven te staan.

Bijvangst

De bijvangst bij deze aanpak zou overigens kunnen zijn dat OR en bestuurder over aangelegenheden aan de praat komen die écht het goed functioneren van de onderneming raken. De aandacht is op dit moment bij veel OR’en, maar zeker ook bij veel bestuurders, nog steeds vooral gericht op de bijzondere bevoegdheden van de OR. En dan met name op de onderwerpen waarover advies gevraagd moet worden en op de onderwerpen waarover de OR zijn instemming moet uitspreken. En laten we eerlijk zijn: vaak gaat het dan niet om onderwerpen die écht de kern van de onderneming en het goed functioneren daarvan raken. Ga maar eens na: weet uw OR nog precies wat ook alweer de doelstellingen van de onderneming waren? En weet uw OR ook precies wat de norm is om te kunnen spreken over “goed functioneren”? En als de OR dat al weet, bent u er dan ook zeker van dat de ondernemer daar dezelfde beelden bij heeft? Niet? Nou, dan ligt er een mooie taak op u te wachten. Immers, wanneer de OR en de bestuurder andere ideeën hebben over de doelstellingen van de onderneming en over de betekenis van “goed functioneren”, dan liggen spraakverwarringen en onbegrip over en weer op de loer.

Gemiste kans

Anno 2024 zie ik nog altijd OR’en en bestuurders die met het wetboek op tafel hun strategie bepalen. Een gemiste kans. Zodra je met de wet zwaait, leid je de aandacht af van waar het om moet gaan en ligt de focus te veel op de procedure: het al dan niet tijdig en volledig betrekken van de OR, het al dan niet volledig geïnformeerd zijn, de vraag of iets wel of niet advies- of instemmingsplichtig is. Er gaat (te!) veel kostbare tijd en energie verloren aan dit soort discussies. Terwijl de meeste mensen geen fan zijn van procedures, laten ze zich er toch toe verleiden om juist daarover de discussie te voeren. Zonde!

In plaats daarvan wil je het juist met elkaar hebben de kwaliteit en de inhoud van plannen voor de organisatie en haar medewerkers. Zonder allerlei afgeleide discussies over rechten, plichten, bevoegdheden en termijnen. En dat kan. Dat wil zeggen: dat kan, op voorwaarde dat er sprake is van onderling vertrouwen en dat OR en bestuurder elkaar over en weer als waardevolle gesprekspartner zien. Volgens mij zouden we inmiddels zo ver moeten zijn dat we een serieus gesprek hierover kunnen voeren zonder ons vast te houden aan wat de wet uit 1950 voorschrijft. Laten we dus gebruik maken van het vertrouwen in elkaar en afstand nemen van al dat formele gedoe uit de WOR.

Processen versnellen

Het gros van de bestuurders en OR’en – tenminste bestuurders en OR’en die begrepen hebben waar het in de onderneming en bij medezeggenschap om gaat – wil niks liever dan met elkaar in gesprek en ideeën en plannen bij elkaar neerleggen om deze te toetsen. De WOR creëert hier een obstakel. Ze zorgt voor oponthoud en stroperige processen die soms maanden kunnen duren. En als we nu vaststellen dat de wet en de voorschriften daarin vaak de oorzaak zijn van wrevel tussen OR en bestuurder, terwijl ze in de basis allebei goeie intenties hebben, dan is er toch iets fundamenteel mis met de regeltjes?

Is het niet veel logischer als de bestuurder en de OR samen kunnen bepalen op welke momenten, over welke onderwerpen en op welke manier ze met elkaar om de tafel gaan? Dat zij samen sparren, elkaar aanhoren en over en weer advies geven. En niet pas als er een ‘formele adviesaanvraag’ is gedaan. De procedure hoeft niets meer te zijn dan de – oprechte – afspraak dat de OR gezien wordt als een belangrijke informatie- en adviesbron voor de ondernemer en de positie krijgt om, vanwege die rol, zo vroeg mogelijk in te stappen bij processen die het goed functioneren van de onderneming in al haar doelstellingen raken. De OR kan dan zijn rol pakken waardoor plannen veel sneller door kunnen gaan dan bij het volgen van de formele WOR-procedure. Sterker nog: op die manier wordt het primaire doel van de wetgever, namelijk de OR wezenlijke invloed geven op de gang van zaken – beter en sneller bereikt.

WOR 2.0

Onderaan de streep zal ik niet zeggen dat er helemaal geen WOR moet zijn. Ik gaf het eerder al aan: ik redeneer hierboven vanuit een ideale setting. En die is nog lang niet overal aan de orde. Maar al het formele gedoe wat op dit moment in de wet staat leidt wel behoorlijk af van de inhoudelijke discussie.

Tegen die achtergrond zou het wellicht een aardige optie kunnen zijn om artikel 1 en 2 een dwingendrechtelijk karakter te laten houden en van de rest regelend recht te maken. Dus: leg ondernemers wel de wettelijke plicht op om een OR in te stellen en bepaal ook wettelijk wat de opdracht is: het bijdrage leveren aan het goed functioneren van de onderneming. Maak de rest vormvrij, maar wel zodanig dat de afspraken die hierover tussen ondernemer en OR worden gemaakt worden vastgelegd en periodiek geëvalueerd. Blijkt het maken van afspraken onmogelijk of blijkt uit de evaluatie dat het naleven van de afspraken voor een van beide partijen onmogelijk is, dan wordt er teruggevallen op de inhoud van de “klassieke” WOR. Op die manier is er altijd een terugvalmogelijkheid op een vangnet waar eigenlijk niemand naar uitkijkt. Dit dwingt OR en ondernemer dus om een werkwijze te vinden die voor beiden beter past dan de klassieke WOR. Immers, wanneer je die werkwijze niet vindt, ben je veroordeeld tot de procedures en de formele verplichtingen uit de WOR. Je zult dan zien dat in ondernemingen waar een moderne en volwassen cultuur heerst veel minder behoefte is aan traditioneel en procedureel gehannes. Zo krijgt de ondernemer de OR die hij verdient en omgekeerd. Wie weet wordt het de nieuwe WOR 2.0.

Pakken we de WOR aan, kunnen we ook het OR-reglement creatiever insteken.