De kernfunctie van de ondernemingsraad

19 juli 2016

Door: Patrick Hüngens, senior adviseur

Bij de trainingen ik aan ondernemingsraden geef, maak ik er de laatste tijd een sport van om de deelnemers te vragen of ze weten welk artikel of welke artikelen van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) de functie van de ondernemingsraad het beste weerspiegelen. Zo’n 90 procent van de OR-leden antwoordt op die vraag vol overtuiging: “Artikel 25 en 27 van de WOR!” Ik ben het hier niet mee eens. In dit blog leg ik uit waarom.

Artikel 25 en 27 van de WOR

Voor de niet-kenner: dit zijn de artikelen waarin bijzondere rechten aan de OR worden toegekend, te weten het adviesrecht en het instemmingsrecht. Het adviesrecht heeft in grote lijnen betrekking op voorgenomen besluiten van de bestuurder met organisatorische of financiële gevolgen; het instemmingsrecht heeft vooral te maken met voorgenomen besluiten over het vaststellen, wijzigen of intrekken van regelingen op het gebied van sociaal beleid.

Onzin!

Om de deelnemers te confronteren is mijn reactie op hun antwoord, overigens vol (gespeelde) verontwaardiging, dat ik dit “Onzin!” vind. Als de deelnemers gelijk hebben, waarom zouden deze rechten dan pas in artikel 25 en 27 van de WOR en niet veel eerder in de tekst vermeld worden? En waarom staan de rechten ergens midden in een opsomming van andere bijzondere bevoegdheden? Dat moet er toch op wijzen dat de wetgever iets anders op het oog had, toen hij halverwege de vorige eeuw zijn wetsvoorstel formuleerde?

Een verkeerd zwaartepunt

Toch is het antwoord dat door de cursisten gegeven wordt niet verrassend. De betrokkenen in de medezeggenschap in organisaties zijn namelijk zelfs anno 2016 opgevoed met het idee dat het hoogste goed van de OR is om te mogen adviseren over of zelfs instemmen met voorgenomen besluiten. Deze opvatting over de functie van de ondernemingsraad leeft bij zowel de OR als de bestuurder. Op deze rechten heeft namelijk jarenlang, niet in de laatste plaats daarop gewezen door allerlei externe trainers en adviseurs, de nadruk gelegen.

Maar adviseren over of instemmen met voorstellen is natuurlijk helemaal niet waar het in de medezeggenschap om gaat. Bovendien zijn de genoemde artikelen, zoals al vermeld, in de wet ondergebracht in het hoofdstuk ‘Bijzondere bevoegdheden’. Alleen dit gegeven wijst er al op dat de medezeggenschap in de kern over heel iets anders gaat, of liever: zou moeten gaan.

Wat is de kern van de WOR dan wel?

Om antwoord te krijgen op deze vraag hoef je niet verder te lezen dan artikel 2. In het eerste lid van dit artikel staat namelijk precies wat de functie van de ondernemingsraad is: de OR wordt door de ondernemer ingesteld “in het belang van het goed functioneren van die onderneming in al haar doelstellingen”. Het doel van en de opdracht aan de OR zijn daarmee helder beschreven, namelijk: een bijdrage leveren aan het succes van de organisatie.

Dezelfde belangen, verschillende aanvliegroutes

Alle zaken die na artikel 2 worden geregeld, leiden af van de kern. Sterker nog: ze suggereren dat de belangen van de ondernemer en de OR tegengesteld zouden kunnen zijn. Terwijl, als men zich tenminste concentreert op de opdracht uit artikel 2, enkel kan concluderen dat de belangen van bestuurder en OR gelijk zijn. Alleen de aanvliegroute is natuurlijk wezenlijk anders. Maar juist hierin schuilt de kracht van goede medezeggenschap. In mijn volgende artikel vertel ik je waarom het zo vaak mis gaat binnen ondernemingsraden en hoe het anders kan.

Patrick Hüngens
Ik help je graag de functie van de ondernemingsraad in jouw bedrijf op scherp te stellen, zodat bestuur en OR dezelfde belangen behartigen. Eenmaal overtuigd van deze filosofie ligt de winst ligt voor het grijpen. Pak je kans.