SSC-vorming: de geest uit de fles

13 september 2017

In het eerste deel van deze casus bleek dat het OR een negatief advies gaf over de verdere deelname in de GR, inrichting van de nieuwe SSC-organisatie en de ontvlechting en dus de overgang van de betrokken medewerkers naar de nieuwe organisatie.

Je kunt kunt je voorstellen dat deze boodschap, zeven jaar na de start van dit traject, niet met veel enthousiasme werd ontvangen bij de bestuurder en het college van B&W. Sterker nog, de eerste reactie van de bestuurder was dat de OR niets te zeggen heeft over de SSC-vorming aangezien de beslissing valt onder het politieke primaat. Op zichzelf natuurlijk een logische reactie, maar deze doet geen recht aan de inhoudelijke argumenten die door de OR zijn aangedragen en de unanieme visie van de medewerkers die straks de overstap moeten maken.

Een afwijkend bestuurlijk geluid

In het definitieve besluit geeft de bestuurder aan dat de aangedragen argumenten van het OR onvoldoende aanleiding zijn om tot een andere beslissing te komen. Daarnaast blijft de strategie van de overgang van het personeel naar het SSC op korte termijn hetzelfde.

De OR heeft daarop juridische ondersteuning ingehuurd en beroep aangetekend bij de Ondernemingskamer. Naast de inhoudelijke beoordeling kan deze casus zeer interessant worden ten aanzien van de jurisprudentie inzake het politieke primaat. Normaal gesproken wordt al snel de keuze gemaakt om de (zeggenschap over) onderdelen van de gemeente over te dragen aan een nieuwe partij die valt onder dit politieke primaat.

Een bijzondere casus

Het adviesrecht van de OR wordt dan beperkt tot de personele gevolgen. Het bijzondere in deze casus is dat er al in een vroeg stadium zowel door de bestuurder(s) als door de OR’en en later de BOR meerdere keren is bevestigd dat de medezeggenschap (OR en BOR) bij de verschillende mijlpalen in het proces de gelegenheid zouden krijgen voor een integraal advies die gebaseerd zijn op bijgestelde businessplannen en de mate waarin deze vertrouwen geven dat de oorspronkelijke doelen gerealiseerd kunnen worden.

Ook in het definitieve besluit wordt dit door de bestuurder nog expliciet erkend. In augustus wordt de zaak bij de Ondernemingskamer ingediend. Dan wordt ook duidelijk hoe de OK dit weegt.  

Aanvullende aandacht

Inmiddels heeft ook de regionale pers lucht gekregen van het conflict, met paginagrote artikelen in de regionale dagbladen en interviews met de voorzitter van de OR tot gevolg. Uiteraard worden de meest smeuïge details flink uitgekauwd.

Ook de lokale politiek heeft zich op dit dossier gestort. Mede naar aanleiding van het integrale, negatieve OR-advies, hebben verschillende fracties uitvoerige vragenlijsten geformuleerd. Het gevolg hiervan is nog onbekend. Wel is duidelijk dat verschillende fracties zich afvragen of zij in de afgelopen periode wel voldoende zijn geïnformeerd over de aanleiding, de aanpak en de gevolgen van de SSC-vorming.

 

 

Leidinggevenden in de spagaat

Ondertussen loopt ook de spanning in het gemeentehuis op. Uiteraard hopen de betrokken medewerkers dat de gemeenteraad het College van B&W behoedt voor misstappen. Tegelijkertijd is de sfeer in de overlegvergadering tussen OR en bestuurder slecht en worden verschillende leden van de OR buiten de vergaderingen bewerkt om tot ‘inkeer’ te komen.

De leidinggevenden van de onderdelen die op korte termijn de overstap moeten maken zitten in een spagaat omdat zij enerzijds loyaal moeten zijn aan de directie en de politiek, maar anderzijds ook inzien dat een overgang niet het beloofde resultaat oplevert en dat dit een helse opgave wordt met een groep medewerkers die eigenlijk niet wil.

Wat had er wel moeten gebeuren?

Nu rest natuurlijk de vraag: had dit voorkomen kunnen worden? Het antwoord is ja. Hiervoor was alleen meer nodig geweest. Allereerst had de bestuurder zich moeten realiseren dat de OR de taak heeft om een bijdrage te leveren aan het goed functioneren van de onderneming in al haar doelstellingen (artikel 2 WOR). De plannen en de onderbouwing daarvan, zoals die nu aan de OR zijn gepresenteerd, rammelen op meerdere terreinen.

Bovendien wordt, die eerlijkheid moet de bestuurders worden nagegeven, expliciet aangegeven dat in de eerste jaren na de SSC-vorming de kosten oplopen, de kwaliteit daalt, de klanttevredenheid afneemt en de medewerkerstevredenheid eveneens vermindert. Pas na drie tot vier jaar bestaat er een gerede kans dat deze elementen weer terug zijn op het oude niveau. Het is dus logisch dat de OR zich zorgen maakt en een negatief advies geeft.

Een zo hoog mogelijk rendement

Van begin af aan heeft de medezeggenschap (alle betrokken OR’en) aangegeven een samenwerking van harte toe te juichen. De OR’en hebben echter vanaf het begin aangegeven dat er een passend middel gevonden moet worden om dit te realiseren. In de uiterste vorm zou dit de ontwikkeling van een nieuwe rechtspersoon en organisatie kunnen zijn. Feitelijk gezien gaven de OR’en daarmee aan dat zij met zo weinig mogelijk aanpassing in de bestaande situatie (drie aparte organisaties) een zo hoog mogelijk rendement van de samenwerking wensten.

Hiermee is enkele jaren lang vooruitlopend geoefend op een eventuele SSC-vorming door ‘gewoon’ gezamenlijk in te kopen. Zonder organisatie, DVO’s, SLA’s, aparte kantoren, overhead, verhuizingen, onderhandelingen over sociale plannen. Gewoon op basis van de wil om samen te werken, met goede afspraken en de overtuiging dat deze samenwerking leidt tot veel voordelen.

Uitgeholde functies versus professionals

Inmiddels zijn doel en middel, in ieder geval ogenschijnlijk, verwisseld: het doel is niet meer ‘met z’n allen voordeel halen uit samenwerking’, maar ‘de oprichting van een nieuwe organisatie’. En hier gaat het fout. Logisch. Want de huidige businessplannen geven hoofdzakelijk nadelen voor de medewerkers aan: meer reisbewegingen, grotere afstand tot de klant, uitgeholde functies. Dit terwijl het professionals betreft die juist aanslaan op de inhoud van uitdagende functies en het bedenken van nieuwe oplossingen.

Wanneer er enorme voordelen voor de moederorganisaties tegenover zouden staan, zou de OR dit wellicht nog op de koop toe kunnen nemen door te verwijzen naar artikel 2 WOR: het goed functioneren van de onderneming (lees: de moederorganisatie). Maar ook dat is in deze casus niet aan de orde.

Hoe nu verder?

Vraag is nu: wat gaat de doorslag geven? Wordt dit de uitspraak van de Ondernemingskamer? Houdt de OR zijn rug recht en blijft hij staan achter zijn advies? Blijft de bestuurder vasthouden aan de ingezette koers of beseft hij dat er niet voor niets een spreekwoord bestaat dat luidt: ‘Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald’? Blijft deze zaak onder de aandacht van de lokale pers? En welke invloed heeft de berichtgeving? Wat doet de politiek en blijft de gemeenteraad achter het College van B&W en de directie staan? Of neemt deze zijn verantwoordelijkheid en gaat hij daadwerkelijk invulling geven aan zijn controlerende functie?

Deze situatie is voor ons als adviseurs buitengewoon interessant. Te meer omdat wij onze klanten op een manier adviseren zodat de lijnen open blijven en er altijd gezocht moet worden naar mogelijkheden om alsnog tot een gemeenschappelijke oplossing te komen. Maar dit kan alleen als een gesprek over argumenten mogelijk is en de discussie uit de sfeer van principes gehouden wordt. Inmiddels is duidelijk dat dit in deze casus niet meer aan de orde is, nu duidelijk is dat in de ogen van de directie en College het SSC er ‘moet’ komen. Helaas, want zowel de organisatie als de medewerkers, maar op termijn ook de burgers van deze gemeente, zullen hier de dupe van worden.